it

it
informatie technologie (algemene naam voor gecomputeriseerde informatieverwerking en communicatie van gegevens)
IT (Information Technology)
it1
〈zelfstandig naamwoord〉
(Italiaanse) vermout
————————
it2
[ it] 〈voornaamwoord〉
het
〈als onpersoonlijk onderwerp〉het
〈als voorlopig onderwerp〉het
〈als ‘leeg’ voorwerp; vaak idiomatisch; bij onovergankelijk werkwoord voornamelijk emfatisch〉
〈benaming voor〉het 〈in de context bekende referent〉hét, het neusje van de zalm; het probleem; 〈bij kinderspelen〉 tikkertje 〈enz.〉
voorbeelden:
1   〈formeel of substandaard〉 his heart it was sick with love zijn hart dat verging van liefde
     I dreamt it ik heb het gedroomd
     study hard and it will help you studeer hard en het zal je helpen
2   it's getting on het wordt laat
     if it hadn't been for him I would have drowned als hij er niet was geweest was ik verdronken
     it says in this book that … er staat in dit boek dat …
     it is me ik ben het
     who is it? wie is het/daar?
3   it is reported that many were shot volgens de berichten werden er velen neergeschoten
     it was the Russians who started the cold war het waren de Russen die de koude oorlog begonnen
4   damn it verdomme nog aan toe
     cut it out hou ermee op
     I've got it ik heb een idee
     I've really had it today ik heb het vandaag zwaar gehad
     she let him have it ze gaf hem ervan langs
     stop it hou op
     he's in for it hij zal ervan lusten
     get away from it all er eens helemaal uit zijn
     they made a day of it ze gingen een dagje uit
5   this dress is really it deze jurk is het einde
     that's it, I've finished dat was het dan, klaar is Kees
     that's it dat is 't hem nu juist
     yes, that's it ja, zo is het
     this is it nu komt het erop aan; ja, inderdaad

English-Dutch dictionary. 2013.

Игры ⚽ Поможем написать курсовую

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”